De Groninger Blaarkop
De Groninger blaarkop is een oud runderras dat van oudsher voor komt in de provincie Groningen, maar ook in de Rijnstreek tussen Utrecht en Leiden. De blaarkop wordt al sinds de late Middeleeuwen beschreven. De blaarkop is een dubbeldoel koe, dit betekend dat deze koe zowel voor de melk als voor het vlees gehouden wordt. Toch zijn ze iets meer gefokt op vleesaanzet. De blaarkop is egaal zwart of rood met een witte kop en een witte staartpunt. Rondom de ogen heeft de blaarkop een zwarte of rode vlek, de blaar. Deze mag aan de hals vastzitten. De onderkant van de buik is wit. Witte vlekken in het gekleurde deel of gekleurde vlekken in het witte deel worden, net als te hoge witte poten, beschouwd als ongewenst. Het rustige karakter, het harde beenwerk, de goede vruchtbaarheid en het makkelijk afkalven zijn kenmerkend voor de blaarkop. Een blaarkopkoe meet ongeveer 138 cm schofthoogte en weegt rond de 600 kg. De stieren zijn gemiddeld 148 cm hoog en wegen 800 kg.
De Lakenvelder
Je hoeft maar een keer een lakenvelder gezien te hebben om te weten waarom ze zo heten. Tussen de voor- en de achterhand midden op het lijf lijkt een spierwit strak laken gespannen. De lakenvelder behoort tot een van de oudste Nederlandse runderrassen. Vroeger werden ze gehouden voor hun melk en hun vlees. Echter toen Nederlandse veehouders zich massaal op de melkveehouderij stortten, leken de dagen van de lakenvelder geteld. Halverwege de jaren zeventig waren er nog maar en paar honderd dieren over. Dankzij een groep enthousiaste fokkers is het aantal dieren inmiddels weer teruggebracht tot enkele duizenden. De Vereniging Lakenvelder Runderen stelt zich ten doel het lakenvelder runderras in Nederland en daarbuiten in stand te houden. Op de weiden van Natuurmonumenten nabij het esdorpengehucht Smeerling kunt u deze dieren tegen komen. De lakenvelder wordt vooral gewaardeerd om haar vriendelijke karakter en haar probleemloosheid. De lakenvelder heeft een goede voederomzetting en kalft gemakkelijk af. De genetisch bepaalde wat tragere groei en een rantsoen van gras en hooi, aangevuld met een mineralen liksteen, zorgen voor vlees dat qua smaak en structuur van goede kwaliteit is.